Al van jongsaf aan ben ik gepassioneerd door de natuur en de dieren. Sedert 2008 heb ik bovendien heel wat ervaring kunnen opdoen met het verzorgen en opleren van paarden en honden,  met het herderen van schapen en natuurkennis. Verder vulde ik dit aan met diverse opleidingen: herborist, veldvegetatiekunde, natuurbeheer, biodiversiteit van planten, en schapen/geiten houderij.

Begin 2015 startte ik als zelfstandige de “Natuurkudde” op. Graag wil ik hiermee een meerwaarde leveren aan het landschaps- en natuurbeheer.

Foto: Ludo Goossens


De Natuurkudde wil een bijdrage leveren aan een effectief en efficiënt natuurbeheer door middel van begrazing.

Begrazing is een manier om de natuur te beheren die o.a. terug gaat op het effect op het landschap van de wilde kuddes duizenden jaren geleden. Doorheen de vele eeuwen heeft de natuur zich bovendien aangepast aan de manier waarop de landbouw de grazers inzette. Zowel de wilde kuddes als de pastorale landbouw zijn echter verdwenen en met hen ook de ecosystemen die ze in stand hielden.

Daarom gebruiken de beheerders van natuurgebieden meer en meer grazers ipv machines. Paarden, runderen, ezels en natuurlijk ook schapen. Het effect van grazers is o.a. dat ze dominante grassen, ruigtes, bosopslag kunnen tegengaan. Zo ontstaan micropatronen met duidelijke verschillen in structuur- en soortensamenstelling tussen de ontstane hoge en lage delen in de vegetatie.

En deze mozaïek is dan weer een mogelijk walhalla voor allerlei organismen die zich hier opnieuw kunnen thuis voelen. Spinnen, paddenstoelen, kevers, vogels, kleine tere plantjes, noem maar op.

Een vorm van begrazing die bijna verdwenen was, maar die de laatste tijd steeds meer aan belang wint, is het herderen met schapen. In overleg met de natuurbeheerder kan de herder met de schapen gaan waar het net wel of net niet gewenst is. Op deze manier kan het natuurbeheer beter gestuurd worden dan met begrazing in een vast veeraster.

De Natuurkudde richt zich specifiek op herderen met schapen ifv natuurbeheer. Dit team van mens, paard, hond, schaap en geit wil graag een bijdrage leveren aan meer en betere natuur in Vlaanderen.


ontwikkelen naar ecologische graslanden

Zonder beheermaatregel zal grasland verder vergrassen; dat wil zeggen dat bloemplanten afnemen en grassen toenemen. In een later stadium zal vervilting kunnen optreden: er ontstaat dan een dikke, dichte, halfdode graslaag waarin geen enkele soort kan ontkiemen of kan uitgroeien tot een levenskrachtige plant. In andere gevallen wordt de grazige vegetatie verdrongen door verruiging, bramen, struweel of bos. Indien men dit niet wenst, moet men maaien en afvoeren, of laten begrazen.

Dus om een meer floristische verrijking te verkrijgen, zullen we hier een verschralingsbeheer moeten toepassen. Deze bestaat voornamelijk uit het niet / weinig bemesten van het perceel en maaien, waarbij het maaisel wordt afgevoerd. Ook nabeweiden in het najaar is belangrijk. Het perceel behoort kaal de winter in te gaan zodat in het voorjaar veel licht in de ondergrond komt, dit bevordert de kruidenontwikkeling.

Naarmate dus het grasland soorten- en bloemenrijker wordt, neemt ook de betekenis voor de fauna toe. Bloeiende planten trekken veel insecten aan, zoals vlinders, hommels, spinnen, sprinkhanen, wantsen, kevers, zweefvliegen, mieren,... Dit is heel belangrijk voor het evenwicht in het ecosysteem, een rijk insectenlevend grasland trekt dan ook weidevogels, zangvogels, amfibieën en kleine zoogdieren aan.

Een lang volgehouden verschralingsbeheer (continuïteit) heeft ook een sterke positieve werking op graslandpaddestoelen. Er zijn 186 soorten paddestoelen kenmerkend voor schraalgraslanden, waarvan 88% als bedreigd wordt beschouwd.

Begrazing door schapen is een van de belangrijkste beheersmaatregelen die gebruikt worden om de fauna, flora en paddestoelen van de graslanden op peil te houden en te verbeteren. Bij aanwezigheid van kwetsbare soorten kan best enkel nabegrazing worden toegepast, in combinatie met periodiek maaien.


heidebeheer

struikheide-banner.jpg

ONTSTAAN: Heidelandschappen horen bij onze geschiedenis. Onze zandige streken hebben er lang bijgelegen als uitgestrekte eindeloze heidevlakten. Heide is een cultuur/halfnatuurlijk landschap. Het is ontstaan/wordt in stand gehouden door de relatie met de mens: ongeveer 4000  jaar geleden stapte de mens over van jager/verzamelaar naar rondtrekkende boeren. Hij ging percelen bos kappen om daar akkers van te maken. De zandgrond was erg arm aan voedingsstoffen en bleef niet lang vruchtbaar. De boeren trokken steeds verder en nieuwe percelen bos werden gekapt of afgebrand. Na gebruik als akker dienden deze open plekken nog als weide voor het  vee (runderen en schapen). Het is door die begrazing dat daar heidestruiken zich konden ontwikkelen.

Later ontdekten de boeren een vorm van bemesting. Hierdoor konden de boeren zich op een vaste plaats  vestigen. De schapenmest van in de stal gemengd met heidemaaisel vormde een ideale bemesting voor hun akkers (potstalsysteem). Op deze manier bleef de mens de heide in stand houden. Door de komst van kunstmest, steenkoolmijnen (massale aanplant dennenbossen voor stuthout in de mijngangen), steden en industrie is enorm veel van deze heideoppervlakte drastisch verloren gegaan. In sommige natuurgebieden en militaire domeinen zijn deze nog het beste bewaard gebleven.

SCHAPEN: zijn al eeuwenlang onlosmakelijk verbonden met heidevegetaties en de bijbehorende biodiversiteit. Men past schapenbegrazing op de heide toe met als doel de struikheide te verjongen, de grassen niet te laten domineren (pijpestrootje, bochtige smele), minder strooisel te krijgen en de boomopslag tegen te gaan. Boomopslag kan teruggedrongen worden door intensief in voorjaar te begrazen en vergrassing kan teruggedrongen worden door een geherderde kudde jaarlijks die plaatsen te laten begrazen. Naarmate kruiden en struikhei zich uitbreiden wordt de graasintensiteit verlaagd. Er zijn verschillende typen heide, allen kunnen profiteren van schapenbegrazing: voedselarme stuifzanden, droge heides op zure zandgronden,  natte heides met zonnedauw, hoogveenvegetaties en schraalgraslanden.


begrazingsregimes

volgens intensiteit

De begrazingsintensiteit, of begrazingsdruk is een maat voor de impact van begrazing op een gebied en meer specifiek op de vegetatiestructuur. De impact van begrazing hangt grotendeels af van de begrazingsdichtheid, begrazingstype, voedselbeschikbaarheid in het gebied.

-EXTENSIEVE BEGRAZING: het aantal dieren wordt zodanig gekozen dat er een jaarlijks voedseloverschot blijft. Niet alles wordt kortgegeten of platgelopen, zodat er structuur ontstaat in de vegetatie. Er is ruimte voor de ontwikkeling van ruigte, struweel en boomopslag.

-STOOTBEGRAZING: dit wordt gebruikt om kleinere terreinen snel kort te grazen, waarna er weer een langere onbegraasde periode volgt. Vaak moet er meermalen per jaar en meerdere jaren achtereen aan stootbegrazing worden gedaan om blijvend resultaat te verkrijgen.

volgens periode

-SEIZOENSBEGRAZING: is begrazing in de lente, zomer of in de eerste helft van de herfst. Van mei tot oktober: lente-zomer. Maar ook winterbegrazing voor de periode oktober-maart. Seizoensbegrazing kan om verschillende redenen wenselijk of noodzakelijk zijn: vb te klein gebied (te weinig voedsel), te nat, terugdringen van houtige vegetaties in de winter.

-NABEGRAZING: wordt toegepast na de eerste maaibeurt, vegetatie kort de winter in/uit te laten gaan.

-JAARROND: bij dit regime zijn de grazers het hele jaar door in het gebied aanwezig. Het aantal dieren wordt bepaald door de voedselbeschikbaarheid tijdens perioden van voedselschaarste (winter). In de zomer is er een overvloed aan voedsel en planten kunnen massaal tot bloei en zaadzetting komen. Bomen en struiken kunnen volop groeien.


gescheperde begrazing

Bij een gescheperde begrazing wordt geen gebruik gemaakt van rasters, maar stuurt de herder zijn kudde met hulp van een herdershond doorheen het natuurgebied. De herder, in communicatie met de beheerder, beslissen waar, wanneer en hoe intensief de grazers delen van het terrein gaan begrazen. Zo kunnen bijvoorbeeld delen van het terrein waarop zich zeldzame/kwetsbare betredings - of begrazingsgevoelige plantensoorten, grondbroedende vogelsoorten bevinden vermeden worden tijdens het groei of broedseizoen. Er kan dus zeer nauwkeurig beheerd worden. Bij gescheperde begrazing kunnen over- of onderbegrazing vermeden worden. De herder kan er ook voor zorgen dat er effectief voedingsstoffen (mest) afgevoerd worden door het gebruik van nachtweiden. Door de dieren een gedwongen rustplaats te bieden, wordt het grootste deel van de mestafzet daar gedeponeerd ipv op de waardevolle plaatsen in het gebied waar gegraasd wordt. Verder zal er een ruimere verspreiding van zaden, diasporen en genetisch materiaal via vacht, hoefjes en mest plaatsvinden wat de biodiversiteit bevordert. Het is zeer belangrijk dat een herder de interactie tussen het landschap en de schapen begrijpt, dat hij een goede terrein- en natuurkennis heeft en zijn kudde goed kan leiden.

Beleving: herderen kan er ook voor zorgen dat er meer interesse in het gebied ontstaat. Het is al een eeuwenoude ambacht en heeftook een cultuurhistorische waarde. De schapen en de herder wandelen vrij in het gebied en de recreanten voelen zich aangetrokken tot het dichtbij beleven van de herderactiviteiten. Een rondtrekkende herder vervult dus ook een recreatieve en educatieve functie voor wandelaars en scholen.


wij reizen mee met de wol van de schapen !


Europese herderstocht voor biodiversiteit

2010 is door de Verenigde Naties uitgeroepen tot het Jaar van de Biodiversiteit. Het is een symbooljaar voor planten en dieren op onze aarde. Schapenherders uit verschillende Europese landen organiseerden die zomer een Europese herderstocht om aandacht te vragen voor deze biodiversiteit en hun beroep. Samen met het Europese project TRUNPA (Transhumant Rangeland Use and Networking of Protected Areas) werd deze Europese herderstocht georganiseerd.

Over heel de wereld tref je herders aan. Herderen is daardoor één van de oudste beroepen die er bestaan. Het is ook een cultuurhistorische gebeurtenis. Sommige landschappen zijn ontstaan door het eeuwenlang gebruik ervan door herders en schapen. Het is wetenschappelijk aangetoond dat rondtrekkende schapen biodiversiteit verspreiden. In hun vacht, met hun poten en door de uitwerpselen kunnen schapen zaden, sporenelementen, insecten en kleinere diersoorten meedragen. Een herder met zijn kudde kan dus als het ware het versnipperde landschap met elkaar verbinden.

Meer info:

www.herderstocht.be  /   www.sonnisheide.be   /   www.trunpa.eu


Andere Europese natuurdoelen

De biodiversiteit in Europa gaat al jaren achteruit. Bescherming van faune en flora is daarom voor veel Europese regeringen een belangrijke prioriteit. Planten en dieren trekken zich weinig aan van landsgrenzen, het is dus belangrijk om natuurbescherming in Europees verband aan te pakken. Zo wil men voorkomen dat de natuur steeds eenvormiger wordt. Doelstelling is dat het verlies aan soorten planten en dieren in 2020 is gestopt en zo veel mogelijk hersteld.

De Europese Commissie draagt financieel bij aan essentiële beschermingsmaatregelen van Natura 2000 via subsidies, zoals uit het LIFE-fonds.

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden (habitats), maar draagt ook bij aan soortenbescherming.

Meer info:

www.natuurenbos.be/natura2000

www.ruraleuropeanplatform.org

www.efncp.org    ;  European Forum on Nature Conservation and Pastoralism